aan:          Gedeputeerde Staten van de provincies:
              Drenthe
              Flevoland
              Friesland
              Gelderland
              Groningen
              Limburg
              Noord-Brabant
              Noord-Holland
              Overijssel
              Utrecht
              Zeeland
              Zuid-Holland

kopie aan:    Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
              Tweede Kamer commissie landbouw

betreft:      HANDHAVINGSVERZOEK stoffen in bestrijdingsmiddelen (m17381)

datum:        8 okt 2021

van:          vereniging Meten=Weten
              KvK-nummer 74720295

gemachtigde:  Geert Starre & Henk Baptist
              Gerard ter Borchstraat 51, 7944 GM Meppel
              info@metenweten.nl




Geachte Colleges,


Op grond van artikel 6, tweede lid van de Habitatrichtlijn verzoeken wij het gebruik van bestrijdingsmiddelen waarin de onderstaande stoffen voorkomen in uw provincie niet langer toe te staan.

De stoffen waarop dit handhavingsverzoek betrekking heeft zijn:
  1. 6-benzyladenine,
  2. Aclonifen,
  3. Boscalid,
  4. Chloorprofam,
  5. Chloridazon
  6. Difenoconazool
  7. Fluopyram,
  8. Folpet,
  9. Pendimenthalin,
  10. Prosulfocarb,
  11. Prothioconazool
  12. Pyrimethanil,
  13. Tebuconazool,
  14. Terbuthylazin


Inleiding
Bij onderzoek door de vereniging Meten=Weten, in samenwerking met Natuurmonumenten, zijn stoffen aangetroffen in Natura 2000-gebieden. Het betreft stoffen waarbij het gebruik in Nederland is toegelaten als bestrijdingsmiddel. Deze stoffen zijn tot de maximale mogelijke afstand waarop kon worden gemeten (4 km) van landbouwpercelen aangetroffen (Mantingh & Buijs 2020). Een voorlopige analyse wijst uit dat het stoffen zijn die zich verspreiden via verdamping ofwel via hechting aan deeltjes.

In diverse Natura 2000-gebieden is de staat van instandhouding van diverse habitats en insectenetende vogels ongunstig (bron beheerplannen). In Nederland is geconstateerd dat de stand van diverse insecten sterk afneemt (Halmann et al. 2017, Klein et al. 2018). Het verband tussen bestrijdingsmiddelen en de afname van insecten is aangetoond (Sánches-Bayo & Wyckhuys 2019, Siviter et al. 2020). Aangetoond is dat de afname een gevolg kan zijn van verminderde voortplanting bij lage doses (Gols et al. 2020).

De conclusie is dat de grote afname van insecten in Nederland met een grote mate van zekerheid mede wordt veroorzaakt door het gebruik van bestrijdingsmiddelen in Nederland en de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in de Natura 2000-gebieden. Significante effecten zijn niet met de nodige zekerheid uitgesloten.

Het voorzorgsbeginsel in het Europees recht dwingt er dan toe om in te grijpen.

Dit leidt tot de navolgende overwegingen
Uit een uitspraak van de uitspraak van de Rechtbank Noord Nederland van 18 juni 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:2483), is de aanvang van een andere vorm van landgebruik een project in de zin van de Wet natuurbescherming. Als dit project significante gevolgen kan hebben op een Natura 2000-gebied moet een passende beoordeling worden gemaakt.

Omdat bestrijdings-middelen en/of -stoffen zich buiten het perceel van toepassing verspreiden door emissie, kan dit bij depositie op Natura 2000-gebieden ook significante gevolgen hebben.

Het voorgaande impliceert dat voor elke teelt waarbij gebruik wordt gemaakt van bestrijdingsmiddelen een individuele passende beoordeling moet worden gemaakt en inspraakmogelijkheden moeten worden geboden (artikel 6 lid 3 Habitatrichtlijn).

Het is niet praktisch deze verplichtingen op te leggen dan wel middels handhavingsverzoeken af te dwingen bij elke verandering van teelt, waarbij (binnen andere wetgeving rechtmatig) gebruik wordt gemaakt van bestrijdingsmiddelen.

De verplichting een passende beoordeling per teelt, perceel of bedrijf te maken, gaat de capaciteit van de provincies te boven.

In een gesprekken met de Ctgb op 21 mei 2019 en 12 oktober 2020, gaf de Ctgb aan niet in staat te zijn om een generieke passende beoordeling te maken.

Verzoek om het gebruik te stoppen
Omdat er geen praktische mogelijkheden zijn om de procedure van artikel 6 derde lid van de Habitatrichtlijn toe te passen, is er bij toepassing van bestrijdingsmiddelen sprake van een overtreding van de Habitatrichtlijn en de Wet natuurbescherming.

Omdat er geen andere praktische mogelijkheden zijn om deze overtredingen te beëindigen, verzoeken wij u om op grond artikel 6, lid 2 van de Habitatrichtlijn het gebruik van bestrijdingsmiddelen, waarvan bekend is dat ze voor depositie zorgen buiten het perceel van toepassing, niet langer toe te staan.

Door het gebruik van bestrijdingsmiddelen met genoemde stoffen niet toe te staan, ontstaat de mogelijkheid om het gebruik van andere bestrijdingsmiddelen passend beoordeeld te krijgen.

De plicht om gebruik te verbieden
Artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn verplicht het bevoegd gezag tot het treffen van passende (preventieve) maatregelen die nodig zijn om verslechteringen en verstoringen die significante effecten kunnen hebben op de soorten en habitattypen waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen, te voorkomen. Uit de hiervoor vermelde gegevens blijkt dat dit nodig is.

Belangenafweging
De Habitatrichtlijn laat bij de instandhoudingsdoelstellingen geen ruimte voor een belangenafweging, zoals bijvoorbeeld economisch belang.

Geen verzoek tot intrekking toelating
Dit verzoek is gebaseerd op de Habitatrichtlijn en de Wet natuurbescherming. Het is nadrukkelijk geen verzoek om de toelating van de middelen op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) in te trekken.

Besluit
Wij achten een termijn om een besluit aan ons bekend te maken, van 8 weken voldoende, om onderstaande afwegingen:

Namens Meten=Weten,


Henk Baptist




Geert Starre




bijlagen:
  1. bronvermelding
  2. machtiging
  3. statuten vereniging Meten=Weten
  4. inschrijving Handelsregister
  5. lijst feitelijke werkzaamheden

Bijlage 1 bronvermelding

Buijs J. & Mantingh M. 2020. Inventarisatie van de aanwezigheid en risico’s van bestrijdingsmiddelen in begraasde natuurgebieden in Gelderland. Toxicologische risico’s voor mestkevers. https://www.wecf.org/nl/wp-content/uploads/2020/11/20201118_Report_Gelderland__Online.pdf

Buijs J. & Mantingh M. 2021. Evaluatie van 3 jaar metingen naar de contaminatie van Drenthe met bestrijdingsmiddelen door de vereniging Meten=Weten. In prep.

Gols R, Wallis de Vries M.F. & van Loon J. J. A. 2020. Reprotoxic effects of the
systemic insecticide fipronil on the butterfly Pieris brassicae.
Proc. R. Soc. B 287: 20192665.
http://dx.doi.org/10.1098/rspb.2019.2665

Hallmann C. A., Sorg M., Jongejans E., Siepel H., Hofland N. & Schwan H. 2017. More than 75 percent decline over 27 years in total flying insect biomass in protected areas. PLOS ONE 12(10): e0185809. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0185809


Kleijn D., Bink R. J., ter Braak C. J. F., van Grunsven R., Ozinga W. A., Roessink I., Scheper J. A., Schmidt A. M., Wallis de Vries M. F., Wegman R., van der Zee F. F., & Zeegers T. 2018. Achteruitgang insectenpopulaties in Nederland: trends, oorzaken en kennislacunes. (Wageningen Environmental Research rapport; No. 2871). Wageningen Environmental Research. https://doi.org/10.18174/444039

Mantingh M. & Buijs J. 2020. Onderzoek naar de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in vier Natura 2000 gebieden in Drenthe en de mogelijke invloed van de afstand van natuurgebieden tot landbouwgebieden op de belasting met bestrijdingsmiddelen. Onderzoeksrapport Mantingh Environment and Pesticides Assen en
Buijs Agro-Services, Bennekom. https://13b63821-3ad1-49da-bbdf-50f4b994dd06.usrfiles.com/ugd/13b638_8af9678e16f545e88f8ea913845c3a45.pdf

Sánches-Bayo F. & Wyckhuys K.A.G. 2019. Worldwide decline of the entomofauna: A review of its drivers. Biological Conservation, vol.232, 8-27. https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/S0006320718313636

Siviter H., Bailes E.J., Martin C.D., Oliver T.R. & Korocheva J. 2020. Agrochemicals interact synergistically to increase bee mortality. Nature. https://www.nature.com/articles/s41586-021-03787-7