aan: College van Gedeputeerde Staten van Drenthe
postbus 122
9400 AC Assen
kopie: vth@drenthe.nl
betreft: HANDHAVINGSVERZOEK projecten percelen
datum: 29 apr 2025
ons kenmerk: m21278
namens: Vereniging Meten=Weten
Stichting Natuurbeschermingswacht
door: gemachtigde en correspondentieadres:
ing. Geert Starre
Boom7, KvK nummer 04063297
Gerard ter Borchstraat 51, 7944 GM Meppel
www.boom7.nl, info@boom7.nl
0522-260791
en door: Henk Baptist
Ecologisch Adviesbureau Henk Baptist, KvK 20097249
www.natuurbeschermingswet.nl
Geacht college,
Uit recente rechtspraak blijkt dat een voortoets of vergunning noodzakelijk is voor projecten waarbij bestrijdingsmiddelen toegepast worden. Veel middelen bevatten stoffen die zich verspreiden tot in Natura 2000-gebieden. Niet uitgesloten is daarom dat dergelijke projecten, hetzij afzonderlijk, hetzij in combinatie met andere projecten, significante gevolgen kunnen hebben als bedoeld in artikel 6 van de Habitatrichtlijn.
Artikel 6 lid 2 verbiedt een dergelijk project uit te voeren zonder dat artikel 6 lid 3 doorlopen is. Artikel 6 lid 3 is ten onrechte niet doorlopen.
Dit handhaving ziet projecten die worden uitgevoerd op de percelen genoemd in de bijlage 'Bijlage lijst percelen'. Deze lijst is opgesteld op basis van indicatoren dat er sprake is van sierteelt.
Recente uitspraken
Er bestaat relevante rechtspraak waaruit blijkt welke verplichtingen er bestaan bij projecten waarbij bestrijdingsmiddelen toegepast worden. De vergunningplicht is door de rechtbank al in 2021 bevestigd, zie
ECLI:NL:RBNNE:2021:2483.
Hierna is die uitspraak voor het deel bestrijdingsmiddelen in hoger beroep van de provincie bevestigd, zie uitspraak van 2 april 2025,
ECLI:NL:RVS:2025:1428.
Vóór die uitspraak in hoger beroep, op 6 maart 2025, heeft de rechtbank Noord-Nederland nogmaals een uitspraak gedaan inzake bestrijdingsmiddelen,
ECLI:NL:RBNNE:2025:899: lelieteelt is vergunningplichtig omdat een voortoets niet mogelijk is.
Onderzoeksplicht
Uit dit handhavingsverzoek volgt een onderzoeksplicht voor het college van gedeputeerde staten.
Elk project heeft per definitie een initiatiefnemer. Initiatiefnemers houden spuitregisters bij, zo volgt uit
Verordening EG 1107/2009, artikel 67. Daar staat:
"
Relevante informatie in deze registers stellen zij op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteit. Derde partijen, zoals de drinkwaterindustrie, detailhandelaars of omwonenden kunnen zich tot de bevoegde instantie wenden met het verzoek toegang tot deze informatie te verkrijgen.
De bevoegde autoriteiten verstrekken toegang tot deze informatie overeenkomstig het toepasselijke nationale of het Gemeenschapsrecht."
Uit die registers blijkt waar en welke middelen toegepast zijn. Er blijkt meteen waar de initiatiefnemers telen binnen hetzelfde project, mogelijk ook op andere percelen dan genoemd in het handhavingsverzoek.
Een beoordeling of er sprake is van significante effecten dient te zien op de effecten afzonderlijk of in combinatie. Dit volgt uit artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn. Daarbij dient rekening gehouden te worden met stapeling, combinatie van diverse teelten en combinatietoxiciteit.
Relevant is om te zien waar het handhavingsverzoek op ziet. Zoals vastgesteld in genoemde uitspraken is het uitvoeren van een teelt een project als bedoeld in artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn. Een enkele teelt kan onderdeel zijn van meer teelten door de zelfde initiatiefnemer.
Als er geen gegevens zijn zoals spuitregistratie en een handhaafbaar spuitplan, dan dient op basis van het voorzorgsbeginsel, een worst case benadering gehanteerd te worden.
Onverwijld maatregelen
Er is een reden om besluittermijnen te verkorten, namelijk constateringen van de Ecologische Autoriteit, zie hieronder.
In haar advies van 26 januari 2024 staat:
"
De hoofdconclusie is dat onverwijld gestart moet én kan worden met door natuurdoelanalyses geborgde maatregelen én aanvullende maatregelen voor natuurherstel in en rond natuurgebieden."
vindplaats:
https://ecologischeautoriteit.nl/adviezen/5133
Hieronder voegen we een aantal citaten in met verwijzing naar de pagina van herkomst.
p. 8 "
Uit de getoetste NDA’s en adviezen blijkt dat in de meeste gebieden de natuur is verslechterd of (verder) dreigt te verslechteren, of dat dit niet valt uit te sluiten. Dit is in strijd met het verslechteringsverbod uit de Vogel- en Habitatrichtlijn en de vertaling daarvan in de Omgevingswet. Dit inzicht is van belang omdat Nederland bij verslechtering onverwijld maatregelen moet nemen en niet pas nadat verdere verslechtering optreedt. Als dat nodig is voor het voorkomen van verslechtering, kan (lees: moet) het bevoegd gezag zelfs overgaan tot het wijzigen of intrekken van vergunningen. Deze dreiging is reëel, nu de verslechtering in de komende jaren verder dreigt door te zetten door te hoge stikstofbelasting en een slechte hydrologische omstandigheden."
p. 10: "
Pesticiden/vervuiling 30%
Figuur 2 - Drukfactoren op natuur die spelen in de eerste 70 bekeken gebieden."
- De commissie stelt dat pesticiden een drukfactor zijn. Dit wordt versterkt door onderstaande tekst.
p. 11: "
Uit de NDA’s blijkt dat de drukfactoren rond het gebied vaak eerder zijn toegenomen dan afgenomen. Per gebied spelen naast stikstof, water en bodem ook andere drukfactoren een rol zoals (zie figuur 2):
[..]
• intensief gebruik door landbouw binnen de begrenzing van het natuurgebied, wat leidt tot versnippering, inwaaiing en/of inspoeling van meststoffen, pesticiden en soms ook verstoring van gevoelige soorten;"
Uit de constateringen dat er sprake is van verslechtering van Natura 2000-gebieden volgt dat onverwijld maatregelen moeten worden genomen. Het voorzorgbeginsel, opgenomen in de Habitatrichtlijn, eist dat hiermee niet kan worden gewacht.
Voortoets of passende beoordeling
Samengevat; een voortoets is slechts mogelijk wanneer uit de opgevraagde registers blijkt dat sprake is van een biologische teelt of wanneer geen middelen worden gebruikt die bij onderzoek reeds in Natura 2000-gebieden zijn aangetroffen. Indien geen registers zijn opgevraagd en overlegd, of wanneer voorgaande niet blijkt uit de opgevraagde registers, dient op basis van het voorzorgbeginsel een worst-case benadering te worden toegepast.
De uitspraken van 2 april 2025,
ECLI:NL:RVS:2025:1428 en van 6 maart 2025,
ECLI:NL:RBNNE:2025:899 laten diverse uitkomsten zien. Volgens de uitspraak van 2 april 2025 moet een initiatiefnemer de gelegenheid krijgen een voortoets op te stellen.
Volgens de uitspraak van 6 maart 2025,
ECLI:NL:RBNNE:2025:899 is een voortoets niet mogelijk en geldt onverwijld een vergunningplicht, waaruit volgt dat artikel 6 lid 3 doorlopen dient te worden, omdat het
niet mogelijk is een voortoets op te stellen die vergunningplicht, dan wel het doorlopen van atikel 6 lid 3 habitatrichtlijn, uitsluit . Zie punt 7.8 in de uitspraak van 6 maart 2025.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie laat de mogelijkheid van een 'voorevaluatie', in Nederlandse taal voortoets, open.
Deze mogelijkheid is in lijn met Unierecht. Het Hof van Justitie van de Europese Unie verbiedt geen voortoets en laat de mogelijkheid open voor een 'voorevaluatie' als een middel om te bepalen
of in een later stadium een passende beoordeling moet worden verricht van de gevolgen van een plan of project voor een betrokken gebied (C-323/17, EU:C:2018:244).
Belangrijk is dat de uitspraak in hoger beroep van 2 april 2025 gebaseerd is op een uitspraak/dossier van 2021. Daarna bleek uit de uitspraak van 6 maart 2025,
ECLI:NL:RBNNE:2025:899, dat het maken van een voortoets vanwege de complexiteit en kennisleemtes op dit moment niet mogelijk is.
In onderhavig geval is het slechts mogelijk mogelijk een voortoets op te stellen als uit de opgevraagde registers blijkt dat bestrijdingsmiddelen worden gebruikt die geen werkzame stoffen bevatten uit bijgaande lijst van in Natura 2000-gebieden aangetroffen stoffen.
Zie bijlage 'Bijlage lijst stoffen' in deze pdf.
De mogelijkheid tot het maken van een voortoets mag er niet toe leiden dat niet binnen acht weken een besluit op het handhavingsverzoek volgt.
Aan de voortoets worden precies dezelfde eisen gesteld als aan de passende beoordeling, zie punt 6.1 van de uitspraak hoger beroep
ECLI:NL:RVS:2022:2557:
"
Het bepalen van de hoogte van de emissie is zowel van belang in de voortoets als in de passende beoordeling. In de voortoets moet op grond van objectieve gegevens zijn uitgesloten dat een project op zichzelf of in combinatie met andere plannen en projecten significante gevolgen heeft. In de passende beoordeling moeten op basis van de beste wetenschappelijke kennis ter zake, alle aspecten van het plan of het project die op zichzelf of in combinatie met andere plannen of projecten de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied in gevaar kunnen brengen, worden geïnventariseerd. Toestemming kan op basis van een passende beoordeling worden verleend als de zekerheid is verkregen dat de activiteit de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet zal aantasten. Daarvan is volgens het Hof van Justitie sprake als er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn. Het Hof heeft meermalen geoordeeld dat het voorzorgbeginsel ten grondslag ligt aan artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn. Het voorzorgbeginsel speelt zowel in de voortoets als in de passende beoordeling een rol."
Zie ook
ECLI:EU:C:2023:39, "
Eco Advocacy", de A-G concludeert onder punt 90 als volgt:
"Indien de bevoegde instantie van een lidstaat er in de voorevaluatiefase van overtuigd is dat een beoordeling overeenkomstig artikel 6, lid 3, van de habitatrichtlijn niet nodig is, moet zij bijgevolg op zijn minst een uitdrukkelijke en gedetailleerde motivering geven die elke vanuit wetenschappelijk oogpunt redelijke twijfel over de nadelige gevolgen van de geplande werkzaamheden voor de betrokken beschermingszone als zodanig kan wegnemen."
Als bestrijdingsmiddelen worden gebruikt die een of meer van de in Natura 2000-gebieden aangetroffen stoffen bevatten, is het met de huidige kennis en rechtspaak niet mogelijk in de voorevaluatie te motiveren zoals de A-G noemt.
Het is ook niet mogelijk om een voortoets op te stellen omdat het in de voortoets niet mogelijk is om de effecten afzonderlijk of in combinatie te beoordelen. Effecten kunnen niet beoordeeld worden omdat de spuitregisters (de basisgegevens) niet openbaar zijn.
Uit de uitspraak van 2 april 2025,
ECLI:NL:RVS:2025:1428 volgt dat de middelen zich verder kunnen verplaatsen dan 250 meter en dat een verplaatsing van 500 meter ook niet uitgesloten is. De initiatiefnemers hebben geen zicht op de projecten binnen de afstand waarop de middelen zich verplaatsen, dan is ook een cumulatieve toets niet mogelijk in de voorevaluatie en daarmee het uitsluiten van significante effecten in een voortoets.
Geen voortoets dus vergunningsplicht
Nu een voortoets niet mogelijk is ontstaat, in lijn met de uitspraak van 6 maart 2025,
ECLI:NL:RBNNE:2025:899 vergunningplicht.
Dit betekent dat een passende beoordeling moet worden doorlopen. Het betekent ook dat zo lang er geen vergunning is, het project niet kan worden uitgevoerd. Hieruit volgt dat handhavend opgetreden dient te worden.
Overlap ander verzoek om handhaving
Mogelijk is er een overlap met een ander handhavingsverzoek met de volgende kenmerken:
betreft: HANDHAVINGSVERZOEK projecten initiatiefnemers
datum: 31 mrt 2025
uw kenmerk: 202500715-01153984
Overlap kan ontstaan omdat het verzoek van 31 mrt 2025 mogelijk ziet op percelen waar dit handhavingsverzoek ook op ziet. Voor ons bestaat geen mogelijkheid om dit uit te sluiten, omdat het college nog geen inzicht geeft gegeven over de voortgang van het handhavingsverzoek van 31 mrt 2025.
Wij verzoeken u daarom om, ook bij overlap, ook inzake dit handhavingsverzoek te beslissen.
Uitspraak 2021 in stand gelaten
In uw brief van 16 apr 2025 aan Provinciale Staten staat:
"
In de uitspraak worden ook veel zaken niet beslist. Zo gaat de Raad van State niet in op de vraag of een individuele teelt een project is of, zoals ons standpunt is, dat er sprake is van voortgezet agrarisch gebruik. Ook wordt niet ingegaan op het bestaan van een referentiesituatie voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen."
Vindplaats brief:
https://www.drentsparlement.nl/Vergaderingen/Statencommissie/2025/07-mei/09:30/INGEKOMEN-STUKKEN-BLOK-RUIMTE/Cie070525-A21-Lelieteelt.pdf
Het is onjuist te stellen dat op meerdere deelonderwerpen niet worden beslist, want in de uitspraak van 2 apr 2025 staat:
"
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
III. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;"
Dit betekent een bevestiging van de projectdefinitie, die van 'voortgezet agrarisch gebruik' en die van de referentiesituatie.
Dus de uitspraak
ECLI:NL:RBNNE:2021:2483 blijft voor het deel gewasbeschermingsmiddelen in stand. In die uitspraak staat:
"
3.3. Gesteld voor de vraag of lelieteelt aangemerkt moet worden als een project overweegt de rechtbank als volgt. In het arrest van het Hof van Justitie van 7 november 2018, ECLI:EU:C:2018:882, heeft het Hof voor recht verklaard, kort weergegeven, dat een activiteit als project kan worden geduid indien sprake is van een fysieke ingreep in het natuurlijk milieu. Lelieteelt is derhalve naar het oordeel van de rechtbank aan te duiden als een project."
Relevant in uitspraak van de Raad van State:
"
Het bovenstaande betekent dat deze procedure ten einde is en het aan Middenweg Vledder is om te voldoen aan hetgeen wordt gevraagd in de waarschuwing voor wat betreft het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen."
Relevant in uitspraak van de Raad van State:
"
Ten slotte moet worden ingegaan op cumulatieve effecten met andere projecten."
Omdat de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland in stand gelaten is, is het volgende uit die uitspaak relevant:
"
Slotsom
7.9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op het moment van het nemen van het bestreden besluit niet vast stond dat het project, hetzij afzonderlijk, hetzij in combinatie met andere projecten, geen significante gevolgen voor het Drents-Friese Wold & Leggelderveld kon hebben. Voor dat project was het daarom een vergunning nodig. Omdat die niet was verleend was er sprake van een overtreding."
Unierecht
De uitspraak van 2 april 2025,
ECLI:NL:RVS:2025:1428 geeft op basis van nationaal recht de mogelijheid van waarschuwen om te herstellen voordat overgegaan wordt tot handhavend optreden, zie punt 13.3 van die uitspraak. De initiatiefnemer mag de mogelijkheid geboden krijgen om aan te tonen dat geen sprake is van een overtreding door middel van het aanleveren van een voortoets of om de overtreding ongedaan te maken door te stoppen met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of het verkrijgen van een natuurvergunning.
Belangrijk is dat het verzoek om handhaving gebaseerd is op artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Het betreft Unierecht. En omdat bij Unierecht elk risico op omzeiling van dat recht vermeden dient te worden, moet een termijn voor herstel heel kort zijn.
Bij een langere temijn veroorzaakt het toepassen van bestrijdingsmiddelen verdere verslechtering omdat de initaitiefnemer doorgaat met het toepassen van bestrijdingsmiddelen. Dus kan de inbreuk op artikel 6 lid 2 van de Habitatrichtlijn langer duren.
Bij niet verkorte termijnen bestaat ook het risico op omzeiling omdat het 'spuitseizoen' korter is dan de handhavingsprocedure.
Op dat punt zou de Afdelingsuitspaak dan botsen met Unierecht. De oorzaak hiervan is dat de Landelijke Handhavingsstrategie botst met Unierrecht omdat de Landelijke Handhavingsstrategie niet elk risico van omzeiling van het recht van de Unie uitsluit. De Landelijke Handhavingsstrategie houdt geen rekening met Unierecht en is niet passend beoordeeld.
Als er toch gebruik wordt gemaakt van de interventiematrix uit de Landelijke Handhavingsstrategie dan is er na de recente ontwikkelingen sprake van calculerend gedrag.
Achtergrond opschorten Unierecht
Het besluit van de Afdeling schort in feite Unierecht op, namelijk de verbodsbepaling uit artikel 6 lid 2 van de Habitatrichtlijn en de verplichting om artikel 6 lid 3 te doorlopen. Opschorten van Unierecht is slechts mogelijk onder voorwaarden, zie
ECLI:EU:C:2020:503, '
Nevele' onder punt 84:
"
Daar moet nog aan worden toegevoegd dat enkel het Hof, bij wijze van uitzondering en om dwingende redenen van rechtszekerheid, een voorlopige opschorting kan toestaan van het effect dat een regel van het Unierecht op het daarmee strijdige nationale recht heeft, namelijk de terzijdestelling ervan. Indien de nationale rechterlijke instanties bevoegd zouden zijn om aan de nationale bepalingen voorrang te geven boven het Unierecht waarmee zij in strijd zijn, al was het maar tijdelijk, dan zou immers afbreuk worden gedaan aan de uniforme toepassing van het Unierecht (arrest van 29 juli 2019, Inter-Environnement Wallonie en Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen, C-411/17, EU:C:2019:622, punt 177 en aldaar aangehaalde rechtspraak)."
De uniforme uitlegging van het recht van de Unie, met het voorzorgsbeginsel in het bijzonder, maakt dat er geen opschorting (afzien of uitstel van handhaving) mogelijk is in het kader van rechtszekerheid.
Hieruit volgt tevens dat er geen ruimte is voor een belangenafweging of een afweging inzake rechtzekerheid door de lidstaat of de nationale rechter.
Dat geldt ook voor de Habitatrichtlijn,
ECLI:EU:C:2019:622, '
Inter-Environnement Wallonie en Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen', Grote Kamer, punt 178:
"
Overeenkomstig de in punt 177 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak staat het in casu enkel aan het Hof om vast te stellen onder welke voorwaarden het bij wijze van uitzondering gerechtvaardigd kan zijn om de gevolgen van maatregelen als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn te handhaven om dwingende redenen die verband houden met de bevoorradingszekerheid van de betrokken lidstaat inzake elektriciteit. Dergelijke redenen kunnen de handhaving van de gevolgen van nationale maatregelen die zijn vastgesteld in strijd met de uit de MEB- en de habitatrichtlijn voortvloeiende verplichtingen, enkel rechtvaardigen wanneer in geval van de nietigverklaring van die maatregelen of in geval van de opschorting van de gevolgen ervan het reële en ernstige risico zou bestaan dat de elektriciteitsbevoorrading van de betrokken lidstaat wordt onderbroken, en aan dit risico niet het hoofd zou kunnen worden geboden met andere middelen en alternatieven, met name in het kader van de interne markt."
Uit bovenstaande volgt meteen het toetsingskader, namelijk een reëel en ernstig risico van grote gevolgen voor de gehele lidstaat,
zonder andere middelen en alternatieven.
Er kan dus niet worden afgezien van handhaving.
Beginselplicht tot handhaven overheden
De Afdeling en het College van beroep voor het bedrijfsleven hanteren de beginselplicht tot handhaving in vaste rechtspraak. Deze beginselplicht tot handhaving omschrijft de bestuursrechter als volgt:
"Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien."
Samengevat: de plicht tot handhaven kent slechts twee uitzonderingen:
- concreet zicht op legalisatie
- onevenredigheid
Voor 'concreet zicht op legalisatie' moet er altijd een aanvraag zijn gedaan voor een omgevingsvergunning (
ECLI:NL:RVS:2018:2735). In het geval van de natuurvergunning is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing, hetgeen betekent dat er een ontwerpvergunning ter inzage moet zijn gelegd waarin het voornemen bestaat vergunning te verlenen.
Er is in Nederland nog geen enkele vergunning aangevraagd, laat staan dat er een ontwerp-vergunning bestaat.
Formeel is het 'onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen belangen'. Dit impliceert een belangenafweging. In de Habitatrichtlijn is in artikel 6 lid 4 reeds voorzien in een belangenafweging. Dit betekent ook dat geen andere dan de opgenomen wettelijke belangenafweging mag worden gemaakt.
Uitzondering op de procedure van artikel 6 lid 3 (verkrijgen natuurvergunning) is alleen mogelijk als er sprake is van dwingende reden van groot openbaar belang en er geen alternatieven zijn. Er moet dan compensatie voor de aantasting van het natuurgebied worden geboden. In Nederlands rechts is dit bekend onder de term ADC criteria. Geen Alternatieven, Dwingende reden en Compensatie.
Voor een succesvol beroep op 'onevenredigheid' dient de provincie inzichtelijk te maken wat en hoe groot de inbreuk is op de belangen die zijn betrokken bij de bescherming van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. Dit heeft betrekking op de huidige situatie van de te beschermen natuurwaarden, in hoeverre de instandhoudingsdoelen voor de te beschermen habitattypen en Habitatrichtlijnsoorten worden gehaald en welke gevolgen de geconstateerde overtreding heeft. (Zie hiervoor
ECLI:NL:RBNNE:2025:1462).
Digitaal
Ik verzoek u om digitaal te corresponderen.
Het verzoek
Wij verzoeken u er zorg voor te dragen dat bij deze projecten geen bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, dus om het gebruik van bestrijdingsmiddelen te doen stoppen.
De termijn
Hoe langer gewacht wordt met handhaving hoe groter de belangen en de schade voor de Natura 2000-gebieden.
Gezien de recente uitspraken, te lezen in samenhang met het verdrag van Aarhus en de bevindingen van de Ecologische Autoriteit, is de standaard redelijke termijn voor besluitvorming te lang.
Om bovenstaande, verzoek ik u ook om de initiatiefnemers uiterlijk binnen een week op de hoogte te stellen van dit handhavingsverzoek.
Om dit proces snel te laten verlopen stuur ik u de ondertekening in een separaat document. Dit handhavingsverzoek hoeft niet gelakt te worden en mag met eenieder gedeeld worden.
Ik verzoek u om binnen 2 weken digitaal een besluit aan ons bekend te maken.
Met vriendelijke groet,
ing. Geert Starre, Henk Baptist
Bijlage post:
- ondertekeningsdocument
Bijlage email:
- ondertekeningsdocument
- statuten, machtiging en inschrijving handelsregister Natuurbeschermingswacht
- statuten, machtiging en inschrijving handelsregister Meten=Weten
Bijlage in pdf zelf:
Bijlage lijst stoffen
6-benzyladenine 1
aclonifen
antrachinon
azoxystrobin
bac-12
bac-14
boscalid
chloorprofam
chloridazon
clothianidine
cypermethrin
cyprodinil
ddac
difenoconazool
difenyl
difenylamine
diflufenican
dimethenamid
epoxiconazool
ethofumesaat
etofenprox
fenpropidin
fenylfenol-2
fipronil
fipronil-sulfone
flonicamid
fluazinam
fludioxonil
flufenacet
fluopicolide
fluopyram
fluroxypyr
flutolanil
fluxapyroxad
fosthiazate
fthalimide
fthalimide (afbr. folpet)
glyfosaat
heptenofos
mandipropamid
mcpa
metobromuron
metolachloor-s
metoprothryn
pendimethalin
permethrin-cis
permethrin-trans
phenmedipham
phoxim
piperonil-butoxide
pirimicarb
propyzamide
prosulfocarb
prothioconazool-desthio
pyraclostrobin
pyrimethanil
tebuconazool
teflubenzuron
terbutylazine
terbutylazine-desethyl
triallaat
triflumizole-fm-6-1
Bijlage in pdf zelf:
Bijlage lijst percelen
Lijst percelen met sierteelt
1 ASN00-AA-126
2 ASN00-AA-164
3 ASN00-AA-223
4 ASN00-AA-537
5 ASN00-P-2373
6 ASN00-P-2374
7 ASN00-P-2375
8 ASN00-P-2376
9 ASN00-P-2485
10 ASN00-P-2486
11 ASN00-P-2492
12 ASN00-P-2495
13 BCN00-R-1804
14 BCN00-R-1805
15 BGR01-N-1054
16 BGR01-N-296
17 BGR01-N-297
18 BGR01-N-298
19 BLN00-A-7009
20 BLN00-R-2415
21 BLN00-R-641
22 BLN00-R-642
23 BLN00-T-594
24 DGL00-L-1241
25 DGL00-L-1267
26 DGL00-L-1423
27 DGL00-L-1493
28 DGL00-L-1540
29 DGL00-L-1672
30 DGL00-L-1837
31 DGL00-L-1885
32 DGL00-L-1899
33 DGL00-L-2004
34 DGL00-L-240
35 DGL00-L-812
36 DGL00-L-813
37 DGL00-L-912
38 DGL00-L-915
39 DGL00-M-1087
40 DGL00-M-1204
41 DGL00-M-1207
42 DGL00-M-1254
43 DGL00-M-1255
44 DGL00-M-1403
45 DGL00-M-1476
46 DGL00-M-1477
47 DGL00-M-1589
48 DGL00-M-1590
49 DGL00-M-1593
50 DGL00-M-1711
51 DGL00-M-1717
52 DGL00-M-2142
53 DGL00-M-2143
54 DGL00-M-2144
55 DGL00-M-2278
56 DGL00-M-293
57 DGL00-M-307
58 DGL00-M-309
59 DGL00-M-429
60 DGL00-M-429
61 DGL00-M-551
62 DGL00-M-79
63 DLN00-L-832
64 DRV00-H-119
65 DVH00-H-774
66 DVR00-A-1767
67 DVR00-A-1768
68 DVR00-A-1927
69 DVR00-A-2277
70 DVR00-B-3822
71 DVR00-B-3898
72 DVR00-B-3911
73 DVR00-B-4322
74 DVR00-B-4424
75 DVR00-H-1083
76 DVR00-H-1156
77 DVR00-H-116
78 DVR00-H-1200
79 DVR00-H-1308
80 DVR00-H-526
81 DVR00-H-731
82 DVR00-H-732
83 DVR00-H-772
84 DVR00-H-773
85 DVR00-H-964
86 DVR00-I-1093
87 DVR00-I-123
88 DVR00-I-494
89 DVR00-I-495
90 DVR00-I-496
91 DVR00-I-497
92 DVR00-I-499
93 DVR00-I-500
94 DVR00-I-541
95 DVR00-L-123
96 EMN00-AA-1339
97 EMN00-AA-273
98 EMN00-AA-275
99 EMN00-AA-276
100 EMN00-AA-291
101 HGV00-S-1429
102 HVT03-H-4578
103 HVT03-H-4579
104 HVT03-H-4580
105 HVT03-H-4591
106 HVT03-H-4594
107 HVT03-H-4598
108 HVT03-H-4600
109 HVT03-I-3085
110 HVT03-I-3514
111 HVT03-I-3516
112 HVT03-I-3518
113 HVT03-I-3984
114 HVT03-I-3985
115 HVT03-M-1008
116 HVT03-M-1017
117 HVT03-M-1031
118 HVT03-M-1495
119 HVT03-N-1144
120 HVT03-N-1145
121 HVT03-N-1205
122 HVT03-N-1273
123 HVT03-N-1286
124 HVT03-N-1359
125 HVT03-N-1446
126 HVT03-N-1448
127 HVT03-N-187
128 HVT03-N-394
129 HVT03-N-395
130 HVT03-N-417
131 HVT03-N-436
132 HVT03-N-437
133 HVT03-N-437
134 HVT03-N-458
135 HVT03-N-538
136 HVT03-N-69
137 HVT03-N-884
138 HVT03-N-945
139 NOR00-L-897
140 NOR00-V-1619
141 NOR00-X-1525
142 NOR00-X-153
143 NOR00-X-190
144 NOR00-X-755
145 OTH02-B-3476
146 OTH02-M-410
147 RDE00-T-1152
148 RDE00-T-15
149 RDE00-T-16
150 RDE00-T-1600
151 RDE00-T-17
152 RDE00-T-1848
153 RDE00-T-2227
154 RDE00-T-2276
155 RDE00-T-2277
156 RDE00-T-367
157 RDE00-T-844
158 RDE00-T-845
159 RDE00-T-849
160 RDE00-T-850
161 RDE00-T-851
162 RDE00-T-95
163 RDE00-T-96
164 RDE00-U-1117
165 RDE00-V-867
166 RNN02-I-111
167 RNN02-I-129
168 RNN02-I-138
169 RNN02-K-137
170 RNN02-K-138
171 RNN02-K-190
172 RNN02-K-52
173 RNN02-K-664
174 RNN02-K-714
175 RNN02-L-103
176 RNN02-L-461
177 RNN02-L-470
178 SDE01-E-248
179 SDE01-E-2486
180 SDE01-E-2488
181 SDE01-E-2552
182 SDE01-E-2577
183 SDE01-E-2601
184 SDE01-E-2605
185 SDE01-E-2606
186 SDE01-E-2607
187 SDE01-E-2608
188 SDE01-E-2612
189 SDE01-F-2031
190 SDE01-F-2035
191 SDE01-F-2037
192 SDE01-F-2062
193 SDE01-F-2068
194 SDE01-F-2069
195 SDE01-F-2072
196 SDE01-F-2144
197 SDE01-F-2148
198 SDE01-F-2150
199 SDE01-F-2152
200 SDE01-F-2164
201 SDE01-F-2237
202 SDE01-F-2242
203 SDE01-F-2283
204 SDE01-F-2291
205 SDE01-F-2326
206 SDE01-F-2348
207 SDE01-F-2358
208 SDE01-F-2396
209 SDE01-F-3816
210 SDE01-G-3821
211 SDE01-G-3823
212 SDE01-G-3824
213 SLE00-O-305
214 VDR00-G-364
215 VDR00-G-365
216 VDR00-G-796
217 VDR00-G-877
218 VDR00-G-961
219 VDR00-H-1655
220 VDR00-H-1661
221 VDR00-H-2714
222 VDR00-H-2736
223 VDR00-K-1182
224 VDR00-K-1183
225 VDR00-K-1307
226 VDR00-K-1403
227 VDR00-K-1533
228 VDR00-K-1581
229 VDR00-K-1756
230 VDR00-K-1786
231 VDR00-K-1894
232 VDR00-K-504
233 VDR00-K-959
234 VDR00-K-969
235 VDR00-K-970
236 VR100-R-699
237 VR100-X-164
238 VR100-Y-500
239 VRI00-R-480
240 VRI00-R-699
241 VRI00-S-616
242 VRI00-S-617
243 VRI00-T-1011
244 VRI00-T-1456
245 VRI00-U-1767
246 VRI00-V-710
247 VRI00-Y-500
248 WIJ03-K-268
249 WIJ03-K-293
250 WTB00-T-1167
251 WTB00-T-1719
252 WTB00-T-184
253 WTB00-T-2335
254 WTB00-T-884
255 WTB00-U-436
256 ZLO00-P-615
257 ZLO00-P-646
258 ZLO00-S-517