aan: College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb)
DigiD
kopie: [..]
betreft: AANVULLING AWB 23/284
datum: 29 mei 2025
namens: Vereniging Meten=Weten, KvK-nummer 74720295
door: ing. Geert Starre
Boom7, KvK nummer 04063297
Gerard ter Borchstraat 51, 7944 GM Meppel
www.boom7.nl, info@boom7.nl
0522-260791
en door: Henk Baptist
Ecologisch Adviesbureau Henk Baptist, KvK 20097249
www.natuurbeschermingswet.nl
henk@natuurbeschermingswet.nl
Geacht college,
Bij deze geven wij invulling aan uw verzoek in uw brief met de volgende kenmerken:
datum: 15 mei 2025
onderwerp: 32200 Wet gewasbeschermingsmidd.en biociden
U heeft ons verzocht te reageren op recente rechtspraak. Het betreft de gevoegde zaken C-309/22 en C-310/22,
ECLI:EU:C:2024:356 en C-308/22,
ECLI:EU:C:2024:350.
Die uitspraken laten zien dat er bij de toelating geen sprake mag zijn van een schadelijk effect op de gezondheid van mens of dier of een onaanvaardbaar effect voor het milieu.
Meten=Weten meent dat het begrip milieu ook ziet op beschermde gebieden (Natura 2000), omdat het begrip milieu een breed begrip is, waar ook beschermde gebieden onder vallen. Anders gesteld: de beschermde gebieden vallen binnen het begrip milieu.
Meten=Weten meent ook dat het begrip onaanvaardbare effecten ten minste gelijk staat aan negatieve significante effecten als bedoeld in de Habitatrichtlijn, welke zonder toestemming verboden zijn volgens die richtlijn.
Het begrip 'onaanvaardbare effecten op het milieu' is volgens Meten=Weten in ieder geval verboden effecten. Een dergelijk verboden effect is bijvoorbeeld een kans op een significant effect als bedoeld in de Habitatrichtlijn.
Breder gesteld: bij de toelating dient aan andere Unierechterlijke bepalingen voldaan te worden, dus ook aan het gestelde in de Habitatrichtlijn, met daarin besloten het voorzorgsbeginsel. Er mogen door de toelating dus geen significante effecten als bedoeld in de Habitatrichtlijn op kunnen treden. Daaruit volgt dat bij de toelating door het Ctgb significante effecten als bedoeld in de Habitatrichtlijn moet worden voorkomen.
Hoe dit gedaan wordt is aan het Ctgb. Het toetsingkader voor toelating dient hetzelfde beschermingsniveau te hebben als artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn. In ieder geval dient met wetenschappelijke zekerheid vooraf uitgesloten te worden dat significante effecten op
kunnen optreden door de toelating.
Die wetenschappelijke zekerheid ontbreekt in de huidige toelating. Er wordt bij de toelating ten onrechte geen rekening gehouden met de gevolgen voor beschermde gebieden.
Dat de toelating geen rekening houdt met de bescherming van de beschermde gebieden, blijkt ook uit het gegeven dat glyfosaat en afbraakproducten met de huidige toelating overal in de fysieke leefomgeving en dus ook in de beschermde gebieden teruggevonden worden. Dat glyfosaat en de afbraakproducten teruggevonden worden betekent dat significante effecten niet uitgesloten zijn en niet uitgesloten kunnen worden.
Die afbraakproducten zijn bijvoorbeeld ook toxicologisch, ecotoxicologisch of ecologisch relevante residuen of residuen.
Iedere andere lezing
Iedere andere lezing van die uitspraken en gestelde in deze aanvulling zal niet het "
hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mensen en dieren en van het milieu te waarborgen", zoals bedoeld in verordening nr. 1107/2009.
Een andere lezing zou bovendien strijdig zijn met artikel 191 lid 1 van het VWEU.
Elk orgaan
Op basis van het zogenoemde Kokkelarrest C-172/02 (
ECLI:EU:C:2004:482) blijkt dat alle met overheidgezag beklede instanties, alsmede de rechterlijke instanties, de plicht hebben de bepalingen van de Habitatrichtlijn uit te voeren:
"
65 De verplichting van een lidstaat om alle maatregelen te treffen die nodig zijn om het door de richtlijn voorgeschreven resultaat te bereiken, is een dwingende verplichting die wordt opgelegd door artikel 249, derde alinea, EG, alsmede door de richtlijn zelf. Deze verplichting om alle algemene of bijzondere maatregelen te treffen geldt voor alle met overheidsgezag beklede instanties in de lidstaten en dus, binnen het kader van hun bevoegdheden, ook voor de rechterlijke instanties".
Dus ook het Ctgb heeft de plicht rekening te houden met de bepalingen van de Habitatrichtlijn.
Toekomst
Eerder is gesteld dat het aan het Ctgb is om significante effecten uit te sluiten. Dit zou kunnen door de stof of middel niet toe te laten tot de wetenschappelijke zekerheid is verkregen dat bij het gebruik significante effecten (Habitatrichtlijn) uit te sluiten zijn.
Dit zou in de toekomst ook kunnen door voorwaarden aan het gebruik te stellen, zodat de eindgebruiker een voortoets op kan stellen (
ECLI:NL:RVS:2025:1428), of een toestemming voor dat gebruik kan krijgen (
ECLI:NL:RBNNE:2025:899).
Ook is het wenselijk dat het Ctgb de eindgebruikers informeert of informatie beschikbaar stelt zodat zij met succes een voortoets op kunnen stellen of een vergunning kunnen krijgen. Momenteel zijn er kennisleemtes (
ECLI:NL:RBNNE:2025:899) zodat er niet met succes een vergunning verkregen kan worden.
Rapporten van Meten=Weten
Hoewel door toepassing van het voorzorgsbeginsel de bewijslast niet bij Meten=Weten ligt, volgt hieronder een opsomming van de rapporten van Meten=Weten met verwijzingen naar de vindplaatsen. Deze rapporten beschrijven jarenlang onderzoek inzake het verspreiden van bestrijdingsmiddelen. Uit onderzoek blijkt dat stoffen zich tot verder dan een kilometer verspreiden.
Buijs J. & Mantingh M. 2021.
Onderzoek verspreiding bestrijdingsmiddelen in Drenthe en omstreken. Evaluatie van 3 jaar onderzoek van bodem, vegetatie, mest en lucht. Westerveld, Vereniging Meten=Weten
https://www.metenweten.nl/files/2022-Onderzoek-verspreiding-bestrijdingsmiddelen.pdf
Buijs J. & Mantingh M. 2022.
Onderzoek verspreiding bestrijdingsmiddelen in Drenthe en omstreken. Evaluatie van 3 jaar onderzoek van bodem, vegetatie, mest en lucht. Rapport Meten=Weten, januari 2022.
https://www.metenweten.nl/files/2022-Onderzoek-verspreiding-bestrijdingsmiddelen.pdf
Buijs, J., M. Mantingh, G. Nijland. 2024.
Verslag onderzoeksproject Schone Sier, Meting van bestrijdingsmiddelen in lucht en eikenblad in Drenthe en op de Veluwe in 2022-2023.
https://div.metenweten.nl/misreader/imgcms/MW-files//2024-07-10-onderzoeksproject-Schone-Sier.pdf
Het rapport Schone Sier
Het project van Meten=Weten, genaamd 'Schone Sier' was gericht op het meten van de aanwezigheid van pesticiden in de ons omringende lucht in Nederland. Op zeven plaatsen (Drenthe 4 en Veluwe 3) zijn hiervoor samplers met luchtfilters geplaatst, waarvan vijf in Natura 2000-gebied. Tevens werden bladmonsters genomen van de boomsoort eik op maximaal 50 meter van de samplers. De geplaatste samplers zijn identiek aan de in Duitsland gebruikte exemplaren voor een vergelijkbaar onderzoek (Zaller et al., 2022).
In de samplers van Meten=Weten zijn met 64 filters in totaal 70 pesticiden, waaronder Glyfosaat, of hun afbraakproducten aangetroffen als aanwezig in de ons omringende lucht.
Het verloop van de concentraties door het jaar heen, liet zowel een belangrijke plaatselijke invloed zien, als een meer algemene achtergrondbelasting. Deze algemene achtergrondbelasting vormt een permanente en jaarronde aanwezigheid van pesticiden in de lucht over het gehele land.
Luchtverplaatsing buiten drift vormt een belangrijke oorzaak van de verspreiding van pesticiden.
Conclusie rapporten
Stoffen verspreiden zich over een grote afstand. Er is per stof niet bekend wat een veilige afstand is. Zeker is dat vele stoffen zich verspreiden over een afstand groter dan 1000 meter. Dat geldt ook voor glyfosaat en de afbraakproducten ervan.
Hoogachtend,
Geert Starre en Henk Baptist